René Passet's filmrecensie: Ocean's Twelve

Partyscene Redactie | 23 december 2004
headlines






"Amsterdam looks especially smashing", schreef het Amerikaanse muziekblad Rolling Stone enthousiast. Voor de rest waren ze niet zo te spreken over de nieuwste film van de eigenwijze Amerikaanse regisseur Steven Soderbergh. Een parade van beroemde acteurs, waaronder naast Clooney ook Julia Roberts, Brad Pitt en Catherine Zeta-Jones, maar geen goed verhaal.
Ten dele is dat waar. Zo lijkt het script van George Nolfi wel de Bermuda-driehoek. Er verdwijnt van alles in. Vaak mag je als kijker raden welke losse eindjes belangrijk zijn en welke niet. Ook ontbreekt de sprankelende slinksheid van deel één. Geen prachtige kraak van een casinokluis als hoogtepunt, maar onduidelijk sprokkelwerk in Amsterdam en Parijs.
In Ocean's Eleven uit 2001 (een remake van de kaskraker uit 1960 met Frank Sinatra, Dean Martin en Sammy Davis Junior) neemt Soderberg alle tijd om de elf bankrovers te introduceren en hun karakters neer te zetten. Dat is er dit keer niet bij. In de rommelige eerste drie kwartier zien we hoe de beroofde casino-eigenaar Terry Benedict (een heerlijk vileine Andy Garcia met wandelstok) de dieven één voor één opspoort en ze een ultimatum stelt: mijn 160 miljoen dollar terug of een kogel in je achterhoofd. In plaats van te vluchten of (veel logischer) Benedict uit de weg te ruimen, besluiten de elf helden van weleer het geld bij elkaar te stelen.
Te beginnen dus in Amsterdam. Waar Jeroen Krabbé twee seconden in beeld is als eigenaar van een antiek VOC-document. De echte hoofdrol wordt gespeeld door Amsterdam zelf, dat ruim een half uur dienst doet als decor. En inderdaad, als buitenlandse toerist boek je waarschijnlijk gelijk een ticket, zo gezellig en pittoresk ziet het er uit langs de grachten van Amsterdam. Koffieshop De Dampkring, waar een hilarische scene met een stuntelende Matt Damon is opgenomen, kan zich de komende maanden verheugen op bezoek van honderden filmfans op zoek naar een wietje.
Ook vermakelijk is de cameo van Bruce Willis als zichzelf, in een duur Parijs hotel. Deze scène en het halfuur in Amsterdam redden de film, samen met het aanstekelijke spel van de topcast. Die zich eigenlijk ook geen raad weten met het matige script. Voeg dat bij het uitbundige camerawerk van Soderberg (wijde shots worden afgewisseld met bibberige close-ups, verschuivende beelden met kleurenfilters en veel zoomwerk) en de fantastische soundtrack van voormalige techno-producer David Holmes, en je zult je niet vervelen tijdens de twee uur dat de film duurt.

Eyecandy, earcandy maar helaas een rammelend verhaal. Je kunt het slechter treffen.

Meld je aan voor de
en ontvang het laatste partynieuws