René Passet's Filmreview: House Of Flying Daggers

Partyscene Redactie | 14 januari 2005
headlines





Als er ooit een filmdecor was waarin je graag zelf een keer zou willen rondwandelen, is het wel het Peony Palace. Het overdadige bordeel waar de openingsscène van House Of Flying Daggers zich afspeelt. Alles is groot en indrukwekkend in deze magische hoerenkast. Prachtige tapijten, weelderig gedecoreerde balkons en tientallen vrouwen in adembenemende Chinese kostuums.

Hoofdrolspeelster Zhang Ziyi als het blinde animeermeisje Mei moet dansen voor undercoveragent Jin (gespeeld door Japanse Takeshi Kaneshiro). Ondersteund door een orkest van tien vrouwen in prachtige azuurblauwe gewaden ontaardt de dans uiteindelijk in een bijna-verkrachting waarna politiekapitein Leo (Hongkong superster Andy Lau) ingrijpt. En een nóg indrukwekkender dans volgt, compleet met zware trommels en rondvliegende gewaden. Waarna Mei ook een geducht zwaardvechtster blijkt, zo blind als ze is.

Het zijn dit soort scènes waardoor je naar de bioscoop wilt. Thuis voor je breedbeeldtelevisie proef je slechts een vleugje van de magie die je in de bioscoopstoel ondergaat. Want House Of Flying Daggers is een magische film. Net als Hero vorig jaar. Met die vechtkunstfilm doorbrak de Chinese regisseur Zhang Yimou zijn reeks historische films en sociale drama's. Het leek een opportunistische move, gezien het succes van Ang Lee's martial arts-hit Crouching Tiger, Hidden Dragon, dat wereldwijd miljoenen binnenbracht en een Oscar won.

Maar het zinnenprikkelende en uiterst kleurrijke Hero bracht het genre naar een nieuwe hoogte, mede dankzij het sublieme camerawerk van Christopher Doyle. Die is er dit keer niet bij, maar de visuele pracht is er niet minder om. Zo is er een vechtscène in een groen bamboebos, waarbij de blauwe gewaden van Jin fel afsteken. En de druppels bloed die uiteindelijk vloeien in de witte sneeuw zijn van een schoonheid die je maar zelden ziet in martial artsfilms.

House Of Flying Daggers is dan ook geen vechtfilm, maar een film over vechtKUNST. Waarbij de zwaartekracht er niet toe doet. Net als in Crouching Tiger vliegen de acteurs over boomtoppen alsof het niks is, werpen achteloos dolken die nimmer doel missen (soms veranderen ze halverwege van richting!) en slaan moeiteloos een heel leger van zich af. En dat alles gedrenkt in een poëtische schoonheid. Alleen al de manier waarop de keizerlijke soldaten met hun zwaarden achterwaarts lopen. Alsof ze hun ondergang reeds aanvoelen.

Het verhaal? Speelt zich af in het China van de negende eeuw. Toen corruptie welig tierde. De House Of Flying Daggers strijdt tegen die ongelijkheid en houdt zich als Robin Hood schuil houdt in de bossen (een groot deel van de film speelt zich buiten af). Na de dood van hun leider wordt de bende naar verluidt geleid door zijn blinde dochter. Politieagenten Leo en Jin moeten haar arresteren en vervolgens de bende ontmaskeren. Maar iedereen blijkt een verborgen agenda te hebben, waarbij er met speels gemak wordt overgelopen van de ene naar de andere kant. 'Laat schoonheid je oordeel niet verblinden', waarschuwt Leo zijn collega Jin. Het blijken profetische woorden.

Ook als kijker word je verblind door de schoonheid. Het verhaal vliegt af en toe heerlijk uit de bocht, qua geloofwaardigheid, het doet er uiteindelijk niet toe. Zolang het zulke prachtige scènes als in House Of Flying Daggers oplevert, mag Zhang Yimou wat mij betreft nog tien van dit soort films maken.

René Passet

Meld je aan voor de
en ontvang het laatste partynieuws