Beeld: EMI/Parlophone
Pet Shop Boys. Dat zijn Neill Tennant en Chris Lowe. Twee niet meer zo jonge Engelsmannen die sinds halverwege de jaren tachtig uiterst vernuftige synthpop maken voorzien van spitsvondige tongue-in-cheek (zoek dat maar op) teksten van het posh soort. Over het Thatcherisme in de jaren tachtig tot Italiaanse fashionista's en van (gay) romances, kapitalisme en popcultuur tot AIDS-slachtoffers.
Zet Radio 2 of Radio 10 Gold op en je hoort met de regelmaat van de klok kleine meesterwerkjes als 'West End Girls', 'Suburbia' en 'What have I done to deserve this?' langskomen.
Vaak waren de singles, albumtracks en B-kantjes dansbaar (het duo werkte in het begin zelfs samen met HI-NRG-icoon Bobby Orlando) en disco-proof, maar het derde album van de PSB - Introspective - dat eind 1988 uitkwam haalde zijn inspiratie uit Chicago House en andere vroege vormen van house en techno. Geen korte tracks, maar een lange danstrip zonder pauze.
De plaat start met 'Left to My Own Devices', waar we Debussy tegenkomen in een zweterige Londense club, waarna het tijd is voor het droogkomische 'I Want a Dog' over eenzaamheid, dat zelfs een Frankie Knuckles-remix kreeg. 'Domino Dancing' is zomerse pop (het homo-erotische clipje betekende einde hitsucces in de VS) en 'I'm Not Scared' heerlijke electro (bekend van de Patsy Kensit/Eight Wonder-versie). Wat volgt is een house-tweeluik: de Elvis op poppers-kraker 'Always on My Mind' gecombineerd met de Chicago-stamper 'In My House'. Afsluiter is weer een cover: 'It's Alright', origineel van Chicago house-held Sterling Void.
Dertig jaar later klinkt 'Introspective' nog even inventief, lekker en dwingend als in 1988. De beste Pet Shop Boys-plaat? Wij vinden van wel.